-
1 zich zonnen
гл.общ. греться, загорать, лежать на солнце -
2 sonnen
-
3 греться
vgener. zich koesteren, zich warmen, zich zonnen -
4 греться
vgener. zich koesteren, zich warmen, zich zonnen -
5 sun
n. zon--------v. zich koesteren in de zonsun1[ sun] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:touch of the sun • (lichte) zonnesteekrise/be up with the sun • bij het krieken van de dag opstaanagainst the sun • tegen de wijzers van de klok in, tegen de zon inbeneath/under the sun • onder de zon, op aardewith the sun • met de klok mee, met de zon mee————————sun2〈 werkwoord〉1 (zich) zonnen ⇒ in de zon leggen/gaan liggen -
6 загорать
vgener. bruinen, roosteren (на солнце), verbranden, zich zonnen -
7 лежать на солнце
vgener. zich zonnen -
8 загорать
vgener. bruinen, roosteren (на солнце), verbranden, zich zonnen -
9 лежать на солнце
vgener. zich zonnen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский